Het madrigaal ontstond in de loop van de 16de eeuw en staat voor een soort individuele en emotionele renaissance in de muziek na een periode van strenge polyfonie. In de volkstaal werd er gezongen door een, twee of meerdere personen over het leven zelf: liefde en lust, hoop en smart, natuur en schoonheid. Vaak virtuoos en met veel beeldende uitdrukkingskracht zal het madrigaal Europa veroveren en ruimte geven aan de verhalende spanning van nieuwe genres zoals opera en oratorium.

De vrouw speelde daarbij een opvallende rol: muziek was er vooral over vrouwen - hun schoonheid, hun begeerlijkheid -, maar ook door en van vrouwen. En dit alles met overtuiging en grote kwaliteit gestuurd door de hogere hofkringen en religieuze instituten waar op een bijzonder verfijnde wijze de vrouwelijke talenten tot ontplooiing kwamen.