Lezing Kunstherberg en hun rol in het pleinairisme met Marie Becuwe
Met de opkomst van de landschapsschilderkunst in openlucht - het zogenaamde pleinairisme - rond 1840, trokken veel Belgische landschapsschilders naar het platteland om de schilderachtige landschappen op doek te zetten. Aangezien de mobiliteit nog vrij beperkt was, moesten zij voor enige tijd in een plattelandsherberg verblijven. Sommige van deze herbergen groeiden uit tot druk bezochte, artistieke broeihaarden. Generaties kunstenaars schoven er aan tafel bij de genereuze herbergiers, die zich weleens met schilderijen lieten betalen. Voor talrijke kunstenaars vormden de herbergen dé uitvalsbasis voor lange schildertochten en plein air. Met de verfresten op hun palet zetten ze hun stempel op de herberginterieurs. Ondertussen werden vriendschappen gesmeed en nieuwe artistieke inzichten en technieken druk uitgewisseld. Ondanks hun belang voor de 19de-eeuwse Belgische kunstgeschiedenis werden de ‘kunstenaarsherbergen’ nooit eerder grondig onderzocht. Met haar masterproef vulde Marie Becuwe dit hiaat in en bracht ze dit boeiende fenomeen opnieuw tot leven.