In het werk van Koen vormen lijnen een tekening. Het begint met één lijn, de volgende wordt bepaald door de voorgaande. Er is geen voorontwerp, geen wetmatigheid buiten het spontane. Er komen lijnen bij, er ontstaan vlakken. Zo groeit de tekening op een organische wijze. Sommige vlakken worden gevuld, wat meer vorm geeft aan de tekening. De geometrische tekeningen zijn daarentegen wel bestudeerd. Het spontane is minder aanwezig, het groeiproces verloopt eerder via het denken. De tekeningen zijn meestal zonder kleur, de sterkte moet komen van het vormelijke.
De draadsculpturen zijn op dezelfde wijze ontstaan. Het zijn als tekeningen in de ruimte, gemaakt van aan elkaar gevlochten ijzeren staafjes.